From 1 - 10 / 184
  • Categories  

    Vestigingsstad of burg waar gewapende strijd is geleverd

  • Categories  

    (stenen) paal of rechthoekige steen die de Nederlandese rijksgrens markeert. In Zeeland komen rijksgrenspalen voor op de grens Nederland - België in Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuid-Beveland. Het bestand is tot stand gekomen door inzet van vrijwilligers en medewerkers van Stichting Landschapsbeheer Zeeland.

  • Categories  

    Het zuidwestelijk zeekleigebied beslaat een groot deel van Zeeland en de Zuidhollandse eilanden. Het wordt chronologisch ingedeeld in oudland en nieuwland. Tot het oudland behoren Schouwen, een klein deel van Duiveland (rond Zierikzee), een deel van Tholen, het grootste gedeelte van Walcheren, de Zak van Zuid-Beveland, de Yerseke en Kapelse Moer, en enkele kleine, geïsoleerde gebieden in Oost en West Zeeuwsch-Vlaanderen. Sa_Text "Het oude zeekleilandschap heeft zich met name gevormd na de Romeinse Tijd, toen grote zee-inbraken het aanwezige veenpakket erodeerden of bedekten met een dikke laag zeezand en klei. Waar het veen standhield, is het later voor een groot deel vergraven voor de turf- en zoutwinning. Het oudland omvat de zee-afzettingen uit de Vroege Middeleeuwen (500-1000), bestaand uit zandige kreekruggen en laaggelegen, kalkloze poelgronden. Het ontstaan van kreekruggen heeft te maken met differentiële klink (klink = bodemdaling als gevolg van ontwatering). In eerste instantie lagen de kreken zelf als laagste onderdeel in het landschap. De flankerende oeverwallen, opgebouwd uit relatief grof materiaal, waren wat hoger dan de omgeving die bestond uit het resterende, eerder gevormde veen. Daarop werd veel fijner materiaal afgezet, voornamelijk zware klei. Op deze wijze ontstonden de poelgebieden. Toen de kreken verlandden, vulde de bedding zich met zandig en zavelig materiaal, net zolang tot de bedding dezelfde hoogte had als de oeverwallen. De poelgebieden bestonden inmiddels uit klei op veen, dat bij de ontwatering waarmee de ontginning gepaard ging, begon in te klinken. De bodem daalde. Omdat zand en zavel veel minder inklinken, bleven de voormalige kreekbeddingen als ruggen in het landschap achter. Door moer- en selnering (vergraving voor zout- en turfwinning, zie hieronder) kwamen de poelgebieden steeds lager te liggen, waardoor het hoogteverschil met de kreekruggronden groter werd. De eerste structurele bewoning op de kreekruggen vond plaats vanaf de 9e en 10e eeuw, met name op Walcheren en in het westelijk deel van Schouwen. De bewoners waren afkomstig van de eerder gevormde strandwallen, waar al vanaf de Bronstijd gewoond werd. Op de hoger gelegen ruggen werden akkers aangelegd en dorpen gebouwd; het wegenpatroon was eveneens van oudsher aan de kreekruggen gerelateerd. De poelgebieden werden gebruikt als weide en hooiland. Ook de schorren werden gebruikt als weide. In 1014 en 1042 teisterden zware stormen het Deltagebied; dit leidde tot het opwerpen van woonhoogtes van 1 tot 2 meter hoog. Enkele groeiden uit tot complete dorpsterpen, zoals bijvoorbeeld Kloetinge op Zuid-Beveland. In de 12e/13e eeuw werd een aantal individuele woonterpen opgehoogd tot kasteelbergjes (vliedbergen). De zware stormvloed van 1134 leidde tot de systematische omdijking van het oudland in het verloop van de 12e en 13e eeuw. Eerdere dammen en dijken werden in de dijkringen opgenomen. In de Late Middeleeuwen is men begonnen met het winnen van veen ten behoeve van de zout- en brandstofproductie. Dit werd gedaan door de vrij dunne kleilaag aan het maaiveld te verwijderen en het veen af te graven en te drogen. Voor de zoutwinning werd het veen enkele malen met zout water overgoten, totdat het daarvan verzadigd was. Na verbranding kon het zout uit de as worden gewonnen. Na de afgraving van het veen, werd de weggezette klei weer verspreid en bleef een ‘hollebollig’ (zeer onregelmatig) maaiveld achter, dat een stuk lager lag dan in de onvergraven situatie. Ten behoeve van de sel- en moernering zijn grote gebieden afgegraven, waardoor het voor de zee makkelijk werd zich bij dijkdoorbraak een weg in het land te banen. Daarnaast werd de afwatering van de ‘gemoerde’ gebieden bemoeilijkt en moest men watergangen graven."

  • Categories  

    Sommige dorpen zijn te typeren als gereduceerde of onvolledig ontwikkelde nederzettingen (gehuchten of buurtschappen), bijvoorbeeld Baarsdorp, Brijdorpe, Eversdijk, Hoogelande, Looperskapelle, Het Oudeland/Schakerlo, Wissekerke (bij ’s-Heer Arendskerke) en Zanddijk.

  • Categories  

    Deze kaartbijlage geeft de ligging aan van de kustvisie kaart (bijlage 1) uit de provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018, 10e wijziging. Link naar de bijlage; https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.9929.WijzOVOmgVer2018-VA10/b_NL.IMRO.9929.WijzOVOmgVer2018-VA10_Kustvisie.pdf Link naar het bijbehorende document: https://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/transform/NL.IMRO.9929.WijzOVOmgVer2018-VA10/pt_NL.IMRO.9929.WijzOVOmgVer2018-VA10.xml#NL.IMRO.PT.16b0eefb6ea2415b84ce4cf4b44e4fb2

  • Categories  

    De data zijn verzameld in het kader van het project Cultuurhistorie aan de Oosterscheldedijken (CZO)

  • Categories  

    groot, vlak terrein met verharde banen voor het landen en opstijgen van vliegtuigen.

  • Categories  

    tracé van vroegere dijk. Het tracé kan een weg, sloot of ander lijnvormig element zijn. (NB dijken waarvan zowel het profiel als het tracé zijn verdwenen, zijn niet in de CHS opgenomen).

  • Categories  

    Dijk- en wegdorpen komen in heel Zeeland voor en zijn niet zoals het ringdorp en het voorstraatdorp voornamelijk gerelateerd aan het oud- of nieuwland. Dijkdorpen zoals de naam al zegt zijn ontstaan langs dijken en wegdorpen langs (een kruising van) wegen. Dijkdorpen zijn meestal min of meer spontaan ontstaan en vertonen een uiterst eenvoudige lineaire plattegrond. De dorpen zijn doorgaans gebouwd langs de binnenkant van een zeedijk (soms een kanaal- of polderdijk). Na aandijking van een nieuwe polder was uitbreiding van het dorp mogelijk aan de buitenkant van de oude zeedijk die niet langer een waterkerende functie had. Een centrum ontbreekt vaak in een dijkdorp en een kerk kwam er alleen als het aantal inwoners groot genoeg was. , Wegdorpen (ook wel straatdorpen) zijn vaak net als de dijkdorpen zonder plan ontstaan als lintbebouwing langs een polderweg of een splitsing van polderwegen. , Het kruiswegdorp is een subtype dat vaak ontstond in de grotere polders vanaf de 17e eeuw. Hierbij werd gekozen voor een kruising van twee of meerdere polderwegen als uitgangspunt voor de nederzetting., De plattegrond van een kruiswegdorp bestaat veelal uit een vierkant plein waar in één hoek de kerk werd gebouwd in een andere hoek de pastorie daartegenover het raadhuis en in de resterende hoek het dorpscafé. Soms ontbreekt het plein en wordt het centrale middelpunt gevormd door het kruis van twee wegen of vaarten of een combinatie van beiden. De overige bebouwing verrees langs één van de op de kruising toelopende assen. Borssele is het opvallendste voorbeeld van een kruiswegdorp dat volgens geometrische opzet planmatig is aangelegd. , Schouwen-Duiveland: Ellemeet; Oosterland; Scharendijke; Westenschouwen; Zonnemaire; Sirjansland , Walcheren: Vrouwenpolder; Dishoek; Brigdamme , Noord- en Zuid-Beveland: Baarland; Borssele; Driewegen; Heinkenszand; Hoedekenskerke; Krabbendijke; Kruiningen; Kwadendamme; Lewedorp; Nieuwdorp; Ovezande; Rilland; ’s-Heerenhoek; Wemeldinge; Wilhelminadorp , Tholen: Anna Jacobapolder , Zeeuwsch-Vlaanderen: Retranchement, Driewegen; Groenendijk; Koewacht; Kuitaart; Lamswaarde; Nieuw-Namen; Nieuwvliet; Ossenisse ; Sint Jansteen; Terhole; Volgelwaarde; Waterlandkerkje, ; Zuiddorpe; Zuidzande; Reuzenhoek; Zaamslagveer; Nieuwemolen; Graauw; Hengstdijk; Hoek; Kloosterzande; Westdorpe; Schapenbout; Paal; Schoondijke; Bouchauterhaven; Clinge; Heikant; Zaamslag; Zandstraat

  • Categories  

    land tussen de (oorspronkelijke) zeedijk die sterk bedreigd wordt of niet meer te handhaven is en de landinwaarts daarvan aangelegde nieuwe zeedijk.